's-Hertogenbosch 30 augustus 1768 - Vught 16 december 1848
Huwde 1e 's-Hertogenbosch 1790 Jacoba Johanna van Hanswijk (Leiden 1768 - 's-Hertogenbosch 1797). Huwde 2e te Oisterwijk 1798 Johanna Maria Catherina van Hanswijk (1774 - Vught 14 maart 1813), huwde 3e Vught 1815 Petronella Margaretha Jacoba van Hanswijk en 4e huwelijk Middelburg 1823 met Sara Johanna gravin van Hogendorp (weduwe van Thibaut van Aagtekerke). In (pj) 1835 Eerste-kamerlid, lid van de provinciale commissie voor landbouw en bestuurslid Nederlandse Huishoudelijke Maatschappij afd. 's-Hertogenbosch. In 1812 als 22ste belastingbetaler van departement vermeld. In 1826 verkiesbaar voor de provinciale staten met een aanslag van ƒ 378,11. In 1830 te 's-Hertogenbosch verkiesbaar met een aanslag van ƒ 191,59. In 1831 verkiesbaar voor de provinciale staten met een aanslag van ƒ 257,38. In 1848 vermeld op lijst hoogstaangeslagenen voor ƒ 826,79. S.P.: 'Receveur Generale de l'arrondissement de Bois le Duc, et membre de la municipalité. D'une conduite honnête, modéré dans ses opinions politiques. M. Martini aime l'agriculture. Il a fait defricher beaucoup de terrains incultes. Revenue Annuel 15.000 francs'. | 330 |
Ned. Herv.Gedoopt in de Grote kerk 2 september 1768, vader mr Antoni, pensionaris der stad 's-Hertogenbosch van 1756-1787, moeder Eva Maria Adriana Buys (S 79); trouwt in 1e echt in de Geertruikerk 25 october 1790 met Jacoba Johanna van Hanswijk, geboren te Leiden en begraven te 's-Hertogenbosch 18 september 1797, in 2e echt te Oisterwijk 27 november 1798 met Johanna Maria Catharina van Hanswijk, overleden 14 maart 1813 en begraven te Vught, in 3e echt te Vught 15 juli 1815 met Petronella Margaretha Jacoba van Hanswijk en in 4e echt te Middelburg 18 juli 1823 met Sara Johanna gravin van Hogendorp, wed. Thibout van Aagtekerke (S 93 en 70, Rietstap, Wapenboek II blz. 15 en Bloys van Treslong Pr. II blz. 237); drie kinderen gedoopt uit het 1e huwelijk tussen 1791 en 1796 en vijf uit het 2e huwelijk tussen 1800 en 1809 in de Grote kerk en twee in 1804 en 1805 in de N.H. kerk te Vught (S 79, 80 en S Vught 6); zoon Eve Marius Adriaan, gedoopt 15 juni 1796, gaf in 1822 te 's-Hertogenbosch een levensbeschrijving van zijn vader uit bij | 461 |
E. Lion; in 1786 ingeschreven aan de Leidse Universiteit (Alb. Stud. L-B blz. 1154); 13 september 1786 voorgedragen als lid v.h. exercitiegenootschap te Leiden Pro Pallade et Libertate en betrok 20 juni 1787 de wacht bij de Ged. v.d. Staten van Holland te Woerden (A.R.A. coll. Dum. Pigalle JJJJJ); was eigenaar van Ouwerkerk onder Vught; in 1791 advocaat te 's-Hertogenbosch en kanunnik in het kapittel van Oud Munster te Utercht (S 79); in 1794 bij de nadering der Fransen met vrouw en kinderen gevlucht. Op zijn verzoek om een paspoort werd 18 november 1794 door de Raad van State afwijzend beschikt (A.R.A. Raad van State 385 besluit 1923); van 24 december 1795-1810 ontvanger-generaal en rentmeester der Domeinen van Bataafs Braband (A.R.A. Oorlog 8, blz. 3577, Bijlage Eerste Kamer Vert. Lichaam d.d. 29 maart 1800, Index decr. kon. Lodewijk d.d. 6 juli 1806 no 2, Domeinen C 313 Ih en Kon. Alm.); in april 1798 afgevoerd van de kiezerslijst (A.R.A. Binl.Z. rec. 8 mei 1798 BB no 48); in 1798 en 1799 ontvanger van de heffingen van 5% en 4% op de vermogens (Publ. Interm. Adm. Best. Voorm. gew. Bataafs Braband d.d. 10 october en 17 december 1798 en 18 januari 1799); in 1801 gequal. ontvanger der vrijw. negotiatie onder verb. der Nat. Domeinen ingev. Publ. Uit. Bewind d.d. 20 februari 1801, 26 december 1805 benoemd als een der 21 ontvangers-generaal in gev. de belastingwet van 12 juli 1805 (A.R.A. rekenkamer vóór 1813 nos 443 en 394-398 en Not. St. Bew. maart 1804 Publ. van 19 maart); 1808-1810 ontvanger-generaal der middelen te water en te lande te 's-Hertogenbosch en Eindhoven (Kon. Alm. en A.R.A. coll. Elout 64); bij K.B. van 20 januari 1808 no 1 art. 16 benoemd tot vroedschap van 's-Hertogenbosch (A.R.A. S.s.k.L. 115); in 1810 ouderling der Waalse gemeente (Bossche Alm.); komt voor op de notabelenlijst van 2 maart 1814 (Metelerkamp blz. 83 en Ned. Stcrt. no 5 van 8 maart 1814); bij Souv. Besluit van 5 februari 1814 no 65 benoemd tot directeur der Directe en Indirecte Belastingen en bij Kon. Besluit van 20 november 1816 no 31 benoemd tot Directeur Prov., tot 1822 in functie (A.R.A. Min. van Justitie 9); 1815-1848 lid van de Commissie van Landbouw in Noord-Braband; verzocht in april 1814 herstel in de adelstand als stammende uit een oud adellijk geslacht, oorspronkelijk uit Italië, doch sedert 1330 in de Nederl. en wel in Brabant gevestigd, in 1419 van wege de adelstand in de Staten der provincie Brabant gedeputeerd en ten tijde der Reformatie en der afschudding van het Spaanse juk in de Nederl. de Reformatie toegedaan alsmede de belangen van het huis van Oranje aangekleefd (A.R.A. S.s. 6111 exh. 17 juni 1815 no 22); bij K.B. van 29 augustus 1822 in de adelstand verheven; van 10 maart 1823 tot zijn overlijden lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en sinds 1822 lid van de Ridderschap in Noord-Braband (N. Stcrt. 19 maart 1823 en 21 december 1848 en Alm. van N.Br.); overleden te Vught 16 december 1848 (Vorsterman van Oyen). | 462 |
's-Hertogenbosch 1768 - Vught 1848Protestant. Vader en grootvader waren Bossche regenten. Advocaat, vluchtte in 1794 voor de Fransen. Achtereenvolgens gehuwd met Jacoba, Johanna en Petronella van Hanswijk, vervolgens met Sara gravin van Hogendorp. 1795-1810 ontvanger en rentmeester der domeinen. 1798 ontvanger, vanaf 1805 ontvanger-generaal der belastingen. 1814- | 366 |
1822 directeur-generaal der directe belastingen in Noord-Brabant. Lid van de commissie van landbouw 1815-1848. Ouderling der Waalse gemeente van Den Bosch. 1822 verheven in de adelstand. Volgens Ingenhousz deed het grote aantal kinderen (tien) zijn fortuin aardig slinken, maar wat betreft uiterlijkheden behoorde hij nog tot de rijksten van Den Bosch. Lid Eerste Kamer 1823-1848. Ridder Orde van de Nederlandse Leeuw. Zijn zoon A. Martini van Geffen (1791-1869) was lid van Provinciale Staten vanaf 1829, belastingcontroleur, landbouwdeskundige en voorzitter van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen.
| 367 |
1979 |
J. BelonjeEen vervormd gedenkteken te VughtDe Brabantse Leeuw (1979) 60-66 |
|
1986 |
RedactieMartiniEncyclopedie van Noord-Brabant 3 (1986) 44 |
Maarten van Boven, Bossche Heeren : Een biografie van het Bossche sociëteitsleven 1789-2019 (2019) 189
Hanneke Das-Horsmeier, 'Begraven op eigen grond : Graven van de families Martini, Van Beresteijn en Marggraff in Vught' in: In de ban van Vught (2007) 69
Klaasje Douma, De adel in Noord-Brabant, 1814-1918 (2015) 114, 116 (afb. 2.8), 125-127, 132, 182-183, 263, 301-302, 317, 321, 323, 352-353, 358, 363, 366, 373, 445, 480 (afb. 7.1); Bijlage 15, 39-40, 42, 44, 46, 86-90, 110, 112, 114, 132, 135, 145, 161, 179, 187, 189-191, 211-212, 214, 217, 220-222
Maarten Duijvendak, Rooms, rijk of regentesk (1990) 330
H.F.J.M. van den Eerenbeemt, 's-Hertogenbosch in de Bataafse en Franse tijd (1955) 262, 262n, 263
A.F.J. van Kempen, Gouvernement tussen Kroon en Statenfacties LXXVI (1988) 46, 63-66, 71n, 149, 174, 365-366
A.R.M. Mommers, Brabant van generaliteitsland tot gewest (1953) 461-462
Nederland's Adelsboek (1905) 454; (1926) 139-140; (1930) 136; (1934) 139; (1941) 93, 285; (1949) 49-50
M.G. Wildeman, De Ridderschap van Noordbrabant (1903) No. 26, 69, 84